In het boek "De Bommelerwaard" 1939-1945" staat het overlijden heel droog vermeld op pag. 131: “Gedood tijdens een beschieting van een colonne bij de Andelse sluis: de heer Keinemans uit Delwijnen”.In het dagboek getiteld "Nederland en Oranje in bange dagen"; van de oud-burgemeester van Hedel, Cornelis van de Werken, (geboren te Nederhemert)en uitgegeven in mei 1984, schrijft hij op pagina 44: "Wij hebben vandaag ook gehoord dat met kerstavond de heer J. Keinemans uit Delwijnen dodelijk is getroffen door een kogel van de geallieerde vliegers toen hij in Andel met paard en wagen moest rijden voor de Duitsers".
Op de Kei(j)nemans-site proberen we deze Keinemans een gezicht te geven en even stil te staan bij zijn leven en noodlottig overlijden op Kerstavond 1944, één van de ruim twee honderd oorlogsslachtoffers in de Bommelerwaard.
Op drie en twintig juli 1898 haast Jan Keinemans zich met twee getuigen de hoge trappen op van het gemeentehuis van Kerkwijk om te verklaren dat:
"op den twee en twintigsten Juli deses jaars te Delwijnen, des avonds ten acht ure, is geboren een kind van het mannelijk geslacht van zijne echtgenoote Johanna van Eck en aan welk kind hij verklaart te geven de voornamen Jacob Hendrik”.
Het kind is vernoemd naar zijn opa Jacob Hendrik van Eck, die gehuwd was met Maaike
Bruijns. De beide getuigen Pieter de Koning en Jan de Haas bevestigen het
bovenstaande. Dat is voldoende om de akte, opgesteld door het lid van de Raad,
ambtenaar van “den Burgelijken Stand der Gemeente Kerkwijk”,
J van Voorthuizen, na voorlezing te ondertekenen. De geboorte ligt voor eeuwen
vast.
Het is overigens niet de eerste keer, maar ook niet de laatste, dat Jan zijn
handtekening zet voor een geboorte. Jan en Johanna trouwen in 1889 en vanaf
1890 tot 1895 worden niet minder dan vijf kinderen geboren. Jacob Hendrik volgt
in 1898 en daarna komen er nog vier. Het gezin leeft in behoeftige
omstandigheden in Delwijnen, maar wie niet in die
tijd. Voor zover er niet meegewerkt moet worden, bezoeken de kinderen de school
in Kerkwijk. Het schoolverzuim is ’s zomers dan ook
ontstellend groot. De kinderen worden ingezet bij de oogst. Ook Jap ontkomt hier
niet aan en als hij in 1944 omkomt, is hij al dertig jaar in dienst van de familie
Slegh.
Kennelijk heeft zijn vader hem van zijn twaalfde tot zijn zestiende jaar nog op
een ander adres als boerenknechtje, ondergebracht, misschien wel tegen kost en
inwoning.
In de Teisterbander van 13 januari 1945, de Duits georiënteerde krant tijdens de
oorlogsdagen, plaatste Willem Slegh uit aller naam een advertentie om zijn dank
uit te drukken voor de dertig jaar trouwe dienst van Jacob Hendrik als landarbeider,
boerenknecht.
Vanaf zijn 16e levensjaar maakte Jap al deel uit van deze
boeren familie en hij doet er alle voorkomende werkzaamheden. In de advertentie wordt
gesproken over een noodlottig ongeval te Poederoijen.
De ware toedracht van het drama kan niet benoemd worden. Daar leent de
Teisterbander zich niet voor; is door de bezetter uiteraard
verboden. Deze krant dient slechts voor de propaganda.
Tot op heden hebben we weinig kunnen achterhalen van de jeugd van Jacob Hendrik. Hoewel het fotograferen van schoolklassen na 1910 in zwang raakt, gebeurt dat in Kerkwijk kennelijk nog maar zelden. Het Streekarchief van Zaltbommel bezit maar een enkele foto van Kerkwijkse schoolklassen. En Jap is dan inmiddels de twaalfde verjaardag al gepasseerd. Hij maakt dan ongetwijfeld al deel uit van de grote mensen “werkwereld” en vindt dat waarschijnlijk helemaal niet erg.
De Eerste Wereldoorlog gaat vrij ongemerkt aan hem en aan de Bommelerwaard voorbij. Nederland mengt zich niet in het wereldconflict en er wordt alles aan gedaan om de neutraliteit te handhaven.
Wel ontstaat er commotie in de familie in het voorjaar van 1920 als blijkt dat de
geboorteakte van Jenneke, de zus van Jap, niet deugt.
Zij staat op het punt in het huwelijk te treden met Jan van Rijswijk uit Wijk
en Aalburg, als er wordt geconstateerd dat, volgens de geboorteakte, haar vader
heeft verklaard dat zij is voortgekomen uit Elizabeth van Genderen.
Grote consternatie in Delwijnen en contreien, want het lijkt er op dat Jan
Keinemans, toch een gerespecteerd lid van de dorpse samenleving, een kind heeft
verwekt bij zijn moeder.
De arrondissementsrechtbank te Tiel moet er aan te pas komen om de vergissing te
corrigeren en de naam van Elizabeth van Genderen te veranderen in de naam van
Johanna van Eck en Jan Keinemans te rehabiliteren.
Vader Jan is tijdens de aangifte waarschijnlijk zo zenuwachtig dat hij de vraag
van de ambtenaar niet goed verstaat en de naam van zijn moeder noemt.
Ook Johannes van Opijnen en Jacob Slegh, de twee getuigen, merken de fout niet op tijdens het
voorlezen van de akte en zetten hun handtekening!!
Het duurt tot mei 1929 voor dat Jacob Hendrik en hij is dan inmiddels 30 jaar, echt de krant haalt. In het Zalt-Bommelsch Nieuws-en Advertentieblad van 17 mei 1929 valt onder de gemeenteberichten te lezen:
Petronella de Weerd is de dochter van Johannes de Weerd en Jenneke
Groeneveld. Zij is op “den veertienden November deses jaars” 1903 geboren in Well.
Johannes zet in keurig schrift samen met de huisschilder en de veldwachter de
handtekening onder de geboorteakte. En nu maar hopen en bidden dat de kleine
gezond mag opgroeien.
Johannes en Jenneke hebben als ouders al heel wat
verdriet te verduren gekregen. In 1902 is hun dochter Pieternella overleden op twaalf jarige leeftijd en hun
kinderen Elizabeth en Elias sterven zelfs onder de drie jaar.
De omstandigheden om gezond op te groeien zijn in het begin van twintigste eeuw
nog steeds moeilijk. Echter Petronella, binnen twee jaar geboren na het
overlijden van Pieternella, groeit voorspoedig op en
het gezin emigreert van Well naar Ammerzoden en woont
tegen Nederhemert aan.
Beide families geven maar al te graag toestemming tot het huwelijk dat Jap en
Petronella willen aangaan. In huize Keinemans, C 46
te Delwijnen, heeft dit overigens een tragische
achtergrond. Op drie maart 1929 is immers Johanna van Eck, geboren in Gameren,
overleden. Niet ouder dan zestig jaar. De laatste jaren zijn slopend geweest. Haar
gezondheid laat haar steeds meer in de steek. Als haar zoon Johannes op 29 april
1926 trouwt met Johanna Cornelia van Geffen kan ze zelfs niet meer mee naar het
gemeentehuis. De ambtenaar laat weten dat de moeder van de bruidegom
schriftelijk haar toestemming tot het huwelijk heeft gegeven. Dit staat te
lezen in:“ het uittreksel uit het register voor huwelijk”. Ze komt er steeds
meer alleen voor te staan.
Half april 1927 maakt ook Willelmina nog even deel uit van de huishouding in Delwijnen. Zij heeft bij de
weduwe J.P. van der Vegte haar dienstje in Zaltbommel opgezegd; zo lees ik in
het Dienstbodenregister van Zaltbommel. Bijna vier jaar heeft zij als dienstbode het huishouden gedaan. Willemina heeft
zo nog een maand om zich voor te bereiden op haar huwelijk met Gerrit Adrianus
Bragt die uit Poederoijen komt, niet naast de deur. De uitzet moet tiptop in orde
zijn. Ze heeft er elke cent voor omgedraaid.
Op 20 mei 1927 laat het bruidspaar zich in de echt verbinden in Kerkwijk.
Johanna van Eck kan nu wel aanwezig zijn op het gemeentehuis en geeft ter
plaatse haar toestemming.
Een jaar later, op 31 mei 1928 trouwt dochter Johanna met Hendrikus van de Werken
en is Johanna van Eck er gelukkig toch weer bij en kan zij, als laatste, haar
handtekening als één van de acht er net nog tussen proppen.
Nu Johanna naar Aalst (Poederoijen) vertrekt, nemen de zorgen alleen maar toe.
Het is niet naast de deur; zeg maar gerust een Keulse reis. Van de mannen kan ze
niet te veel verwachten in de huishouding; zij werken van de vroege morgen tot
de late avond.
Fijn dat inmiddels Jap verkering heeft gekregen en Johanna van Eck vestigt haar
hoop op Petronella die wel van wanten weet.
Op de dag van de begrafenis is Petronella al vier maanden zwanger en we mogen
daarom wel aannemen dat op dat ogenblik de trouwdatum al is vastgesteld. Johanna
heeft de bruiloft van haar zoon, waarover ze zich i.v.m. zijn leeftijd, toch
wel zorgen maakt, helaas niet kunnen beleven. Maar nu ze weet dat het huwelijk door
gaat, neemt ze met minder zorgen afscheid van man en kinderen na een zorgzaam
leven. Op de derde maart 1929 wordt zij naar haar laatste rustplaats gebracht in Bruchem
Op zaterdag “ den dertigsten Maart“ 1929 wordt het huwelijk van Petronella en Jacob
Hednrik zowel in Ammerzoden als in Kerkwijk afgekondigd. Het is met grote verwachtingen
dat op Donderdag den elfden April negentienhonderd negen en twintig “
het bruidspaar met familie en kennissen de deftige trappen van het gemeentehuis
van Kerkwijk opgaat, “ten einde een huwelijk aan te gaan”.
Jap voelt zich verre van gemakkelijk nu alle aandacht op hem is gericht.
Petronella echter geniet van het ogenblik. De ambtenaar van de burgerlijke
stand heet het bruidspaar en de familie hartelijk welkom en geeft te kennen dat
Jacob Hendrik Keinemans, oud dertig jaren, veldarbeider en Petronella de Weerd,
oud vijfentwintig jaren, zonder beroep, een huwelijk willen aangaan.
Jan Keinemans, vader van de bruidegom en Jenneke Groeneveld, moeder van de bruid
verklaren in het huwelijk toe te stemmen. Er zijn verder geen beletselen binnen
gekomen tegen deze verbintenis. Nadat de ambtenaar een bevestigend antwoord heeft
gekregen of zij “elkander aannemen tot echtgenooten en getrouwelijk alle plichten zullen vervullen“,
doet hij uitspraak:“In naam der wet,” zijn zij door het huwelijk aan elkaar
zijn verbonden. De akte wordt behalve door het bruidspaar mede ondertekend door
de vader en de broer van de bruidegom en de moeder van de bruid. Jenneke laat weten
“wegens ongeleerdheid" niet te kunnen schrijven”.
En daarmee is aan de plechtigheid een einde gekomen en kan het jonge echtpaar
worden gefeliciteerd. Of er thuis nog gelegenheid bestaat om een
feestelijk vervolg te geven, vermeldt de historie niet. Daar worden geen aktes
van opgemaakt. Hoewel, een borreltje of een brandewijntje
met suiker gaat er al gauw in en de dames versmaden een glaasje boerenjongens
of -meisjes ook niet.
Petronella wordt eerst op 15 mei officieel vermeld in het bevolkingsregister van
de familie Keinemans wonende te Kerkwijk C46 en de C staat dan voor de ‘ wijk ‘ Delwijnen. Nog
een krappe drie maanden en dan zal ze de trotse moeder zijn van een baby en ze wil er
niet aan denken wat er allemaal mis kan gaan.
Aan Jacob Hendrik gaat ‘t allemaal een beetje voorbij,
het werk op de boerderij van Slegh neemt hem volledig in beslag. Maar dan is daar toch
opeens het moment dat Petronella hem vraagt de baakster te halen.
De financiële middelen ontbreken om Mej. Swets uit
Zaltbommel te laten komen een gediplomeerde kraamverzorgster. Weliswaar maakt
zij deel uit van de Wijkverpleging, maar in Bommel gaat zelfs de collectebus
voor haar rond om het baantje in stand te houden. De mensen hebben het zo arm.
Het is zelfs mogelijk dat Jenneke Groeneveld bijgesprongen is om haar dochter door
de moeilijke ogenblikken van de bevalling heen te helpen. Jap heeft zich in de
keuken verschanst en wacht alles gelaten af.
Gelukkig dat het huis inmiddels is aangesloten op het elektriciteitsnet.Tot voor kort is er heftig verzet geboden in Delwijnen om reden dat in de centrales op zondag gewerkt moet worden. Maar het verstand heeft gezegevierd en in huize Keinemans wordt er dankbaar gebruik van gemaakt. Na de nodige spannende uren komen de verlossende woorden uit de kraamkamer dat er een jongen is geboren en dat alles goed is. Het jonge ouderpaar is opgelucht en kijkt met bewondering naar de boreling.
De volgende dag haast zich ook Jacob Hendrik, in de voetsporen van zijn vader,
naar het gemeentehuis in Kerkwijk om zijn zoon aan te
geven. Hij verklaart in het bijzijn van twee getuigen dat zijn huisvrouw
Petronella de Weerd is bevallen van een zoon op acht augustus 1929 en dat hij hem de naam van
Jan Keinemans geeft. Na voorlezing van de akte worden de handtekeningen
geplaatst.
Thuisgekomen gaat ‘t “goeie” pak de kast in en spoedt
Jap zich in manchester broek en kiel naar de boerderij. Hij kan daar eigenlijk
niet gemist worden. Willem Slegh zit al jaar en dag
in het Polderbestuur en moet naar een vergadering. De gegoede boer komt
nauwelijks meer aan werken toe, zoveel baantjes heeft hij in kerk en
maatschappij.
Jan Keinemans sr. is wat blij met de stamhouder. Hij kan zijn ogen er nauwelijks van af houden en
hij helpt zijn schoondochter waar mogelijk.
De blijdschap van de geboorte is maar van korte duur, want slechts drie dagen
daarna ontvangt hij het onheilsbericht uit Poederoijen
dat de man van zijn dochter Johanna, Hendrikus van de Werken op 11 augustus
1929, 27 jaar oud is overleden. Het huwelijk heeft niet meer dan een jaar
geduurd. Petronella komt de bevalling eigenlijk nooit meer
helemaal te boven. Ze blijft maar sukkelen en haar moeder Jenneke
moet steeds meer bij springen. De kleine Jan is nog maar nauwelijks een half
jaar als Jenneke zelfs haar intrek neemt in het huis
van Jan Keinemans om haar dochter waar mogelijk te
ontlasten. Op acht maart verlaat zij haar huisje in Ammerzoden
en wordt inwoonster van Kerkwijk.
Jacob Hendrik ziet het met lede ogen aan dat het niet goed gaat met zijn vrouw
en hij vreest het ergste. Van de gezonde jonge vrouw van weleer is weinig
overgebleven. Tot op heden hebben we niet kunnen achterhalen wat haar ziekte
geweest is, maar het zou niet verbazingwekkend zijn als Petronella geveld is
door T.B.C., de gesel van die dagen. Er was geen kruid tegen gewassen.
De kleine Jan heeft daar gelukkig nog geen weet van en hij groeit voorspoedig
op. Voor het gezinnetje het enige lichtpuntje begin jaren dertig.
Uiteindelijk gebeurt hetgeen waarvoor al lang gevreesd wordt, Petronella sterft op 27 december
1931, de dag na Kerst. Niet ouder dan 28 jaar. De dag erop loopt Jacob Hendrik,
vergezeld door zijn zwager Cornelis Adrianus Vos de weg naar het gemeentehuis van Kerkwijk voor
de derde keer binnen enkele jaren en gaat
met lood in de schoenen de trappen op om
te verklaren dat “zijne echtgenoote, oud acht en
twintig jaren, op zeven en twintig December, des namiddags
ten zeven ure is overleden”.
De akte wordt na voorlezing ondertekend en de beide mannen lopen daarna zwijgend terug naar Delwijnen
om zich bij Jan en Jenneke te voegen.
De twee oudjes zitten aan de keukentafel, terwijl de kleine zit te spelen. Het
zijn droeve dagen rond de jaarwisseling en wat zal 1932 brengen? Wat moet er terecht
komen van het ventje dat nu nog onbezorgd rond scharrelt?
Het wordt opa allemaal teveel en de wil om verder te leven heeft hij
ondertussen opgegeven. De veertiende maart 1932 om drie uur ’s nachts overlijdt
ook Jan Keinemans, overmand door zorgen en verdriet.
Nog dezelfde dag maakt Jacob Hendrik samen met zijn zwager Vos, de man van de
zus van Petronella, Elizabeth, opnieuw de droeve gang naar het gemeentehuis om
het overlijden officieel te melden. En weer ondertekent hij in beverig
handschrift een akte. Zie hem daar zitten, totaal lam geslagen.
Ondertussen moet het werk ook doorgaan, zowel thuis als bij boer
Slegh. Schoonmoeder Jenneke neemt de zorg voor het huishouden helemaal op zich.
Ook Elizabeth de Weerd en haar man, tante en oom, komen regelmatig langs om de
kleine bezig te houden. Wat wil het geval?
Dit echtpaar, in 1920 getrouwd, is kinderloos. In ’23 en ’28 zijn twee kinderen dood ter
wereld gekomen, maar kort na het overlijden van Petronella raakt Elizabeth toch
weer in verwachting en in januari baart zij een zoon die de naam draagt van
zijn opa Johannes Adrianus Vos. Zij kunnen hun geluk niet op. Maar, het is
slechts van korte duur.
Jenneke Groeneveld, de moeder van Elizabeth, verhuist al op 20 januari 1933 naar
Nederhemert om de jonge moeder bij te staan en Jacob Hendrik laat zich zeven dagen
later uitschrijven in Kerkwijk om ook naar Nederhemert te vertrekken.
Al op 25 mei 1933 overlijdt de kleine Johannes Adrianus. Slechts vier maanden oud
wordt hij. En het echtpaar is weer kinderloos. Hoe hard het leven kan zijn. De
kleine Jan wordt steeds belangrijker. Bijna vier jaar is hij inmiddels
en Elizabeth gaat met hem om alsof het haar zoontje is. Inmiddels wonen ook
Jenneke en Jacob Hendrik bij Elizabeth in. De afstand tot Kerkwijk neemt Jap op
de koop toe.
Er is geen andere oplossing. Bovendien bespaart het in de kosten voor levensonderhoud.
Samen wonen in die dagen is meer regel dan uitzonderling. Jonggehuwden trekken
vaak in bij de ouders en later wordt een oude vader of moeder weer in huis genomen
door dochter of zoon.
In de dorpen zit er vaak niets anders op en zo zorgen de families voor elkaar. De vaak
karige inkomsten worden bij elkaar gevoegd, het werk samen gedaan en de zorgen
gedeeld. Jenneke en Elizabeth doen het huishouden, Cornelis Adrianus werkt op de
steenfabriek en Jacob Hendrik bewerkt het land en melkt de koeien bij boer Willem Slegh.
Het huisje, Molenstraat 2, is net groot genoeg en Jan groeit er voorspoedig op.
Ook de zoon van Jacob Hendrik staat niets in de weg om gezond op te groeien in Nederhemert. Zijn oom en tante zien hem als hun eigen zoon en hij ontmoet ook regelmatig zijn vader, die wel naar Delwijnen terug is gegaan, na het overlijden van zijn schoonmoeder Jenneke.
Van de oorlog merkt Jan weinig of niets. Echter op 31 maart 1942 overlijdt zijn
stiefmoeder Elizabeth de Weerd, slecht vier en veertig jaar is zij geworden.
Jan is dan inmiddels twaalf jaar en komt al van de lagere school. Voor zijn oom
best een probleem.
Na vier jaar, mei 1944, ontkomen echter de inwoners niet meer aan de oorlog. Zo
is er de oproep van de bezetter aan alle mannen tussen de 18 en 55 jaar. Zij moeten
zich melden voor de “Arbeitseinsatz”.
De dorpen worden voor het eerst geconfronteerd
met het fenomeen onderduiken en onderduikers. Vooral uit Zaltbommel trekken mannen
naar de binnendorpen als Bruchem en Kerkwijk om er tijdelijk hun heil te zoeken.
Geheime schuilplaatsen worden gebouwd op boerderijen en in grienden om daarin te
verdwijnen als de razzia’s plaats vinden.
Kerkwijk ontkomt ook niet aan de S.S. Zij zijn op zoek naar arbeidskrachten om
stellingen aan te leggen bij de Bommelse brug en langs de Maas. Vanuit Bruchem
komt het bericht dat er razzia’s op komst zijn. De mannen die geen “Ausweis”
hebben, waaronder ook Jacob Hendrik, haasten zich naar hun schuilplaatsen en
wachten alles maar gelaten af.
Boerderij na boerderij wordt aangedaan, maar de mannen zijn helaas naar hun werk.
Later in de maand september worden er ’s avonds en tegen middernacht schoten
gehoord in de buurt van het gemeentehuis. Iedereen zit genen in huis. Het
is verboden om je na spertijd buiten op te houden en de ramen mogen niet het minste
licht door laten.
Als de rust weerkeert, gaan de inwoners van het dorpje naar bed,
onwetend van wat zich heeft afgespeeld. De boeren zijn al voor dag en dauw uit
de veren om de koeien te melken en het andere vee te verzorgen. Ook Jap is druk
in de weer. Het is nog nauwelijks licht als ook hem het bericht bereikt dat op de
Molensteeg , in de richting van Bruchem, de lichamen gevonden zijn van drie mannen.
In de loop van de morgen blijft het gissen wat er is gebeurd. Maar de schoten van
gisteravond zullen er zeker mee te maken hebben gehad.
’s Middags echter weet het hele dorp wat zich heeft afgespeeld.
De vijftigjarige veldwachter Jacobus Poot, nu opperwachtmeester der marechaussee
genoemd, weet te vertellen dat wellicht na verraad, drie mannen die
ondergedoken zaten in een schuur bij boer Bergeijk door de S.S. zijn opgepakt.
Hij heeft nog getracht de mannen uit de klauwen van de bezetter te redden, maar
tevergeefs. De drie worden op beestachtige wijze mishandeld en buiten het dorp
gebracht. De volgende morgen worden de verminkte lichamen gevonden op de openbare weg,
de Molenstraat.
Als het bekend wordt dat één der vermoorden Willem van Leeuwen is, een dorpsgenoot,
timmerman van beroep, is iedereen aangeslagen. Jap kent hem maar al te goed.
Zijn vrouw Teuntje Bouman is een geboren Delwijnse en het eerste jaar van hun
huwelijk, 1940, woonden ze er ook nog, niet zo ver van hem vandaan. In augustus
1941 is het stel in Kerkwijk neergestreken. Het vredige dorpje weet nu wat oorlog is.
Het hele dorp leeft mee met de vrouw van Willem en zijn moeder Jenneke.
De andere twee slachtoffers zijn evacués uit Zaltbommel, Hendrikus Jacobus Werner
en Jacob Adrianus Louwerse, beiden metaalwerkers. Het blijft gissen wat er zich
precies heeft afgespeeld maar drie jonge levens zijn verwoest.
Van Leeuwen wordt begraven in Bruchem en zijn naam wordt jaren later vermeld op
de herdenkingsplaquette bij de begraafplaats.
De bezetter tracht het moreel van de soldaten wat op te vijzelen door in Bruchem, Kerkwijk en Delwijnen allerlei nazi-leuzen op huizen te kalken. De plaatselijke schilder wordt door het Propaganda-bataljon gedwongen hieraan zijn medewerking te verlenen. Met vaardige hand worden fraaie teksten op de muren aangebracht.
Niemand die er ook maar aan denkt om er ’s nacht de witkwast over heen te halen. Wie
stoort zich er aan? Schrijnend voor de nabestaanden van de slachtoffers van de
Tweede Wereldoorlog. Jacob Hendrik Keinemans kan nog niet bevroeden dat hij het
slachtoffer zal worden van “Wir kapitulieren nie”.
Nee, dat is het Duitse leger nog niet van plan en begin december wordt een
laatste poging gedaan om het tij te keren. Het Ardennen Offensief verrast de
Amerikanen volkomen. De inwoners van de Bommelerwaard en het Land van Heusden en
Altena zien het gebied vol lopen met troepen. Het “Gat”, de dode arm van de Maas,
ligt vol met schepen en er doen de wildste verhalen de ronde wat daar allemaal
in kan zitten.
Als de geallieerden de Bergsche Maas naderen, ontstaat er vanuit de lucht
belangstelling voor de opgelegde vaartuigen. De schippers vluchten hals over
kop naar de wal. Ze worden gastvrij opgevangen door de plaatselijke bevolking.
Langs de Maasdijk is ’t een drukte van belang als de Duitsers zich gaan ingraven.
>
De scheepjesbrug bij Zaltbommel wordt, zodra de schemering valt, in gereedheid
gebracht om de Waal over te kunnen steken. Alles wat maar wielen heeft wordt ingezet
om materiaal en mensen te vervoeren. De boeren ontvangen opdracht om met paard en
wagen op te draven. Niemand kan zich onttrekken aan deze vordering. Ook boer Slegh
niet en dat betekent dat Jap zich op gezette tijden met paard en kiepkar op een
bepaalde plaats moet melden om een vrachtje op te pikken.
Dit beperkt zich niet alleen tot de Bommlerwaard, maar strekt zich uit tot aan
Geldermalsen en verder. Alles wat bruikbaar is wordt richting het front gesleept,
inclusief een wagen met jonge dames die voor enige afleiding voor de officieren
moeten zorgen. De wegen richting het Capelsche Veer en Keizersveer zijn al wekenlang
overvol om manschappen en materieel ter plaatse te krijgen.
De bezetter denkt daar een grote doorbraak te kunnen forceren door de Bergse Maas over
te steken en richting Antwerpen op te trekken.
In tegengestelde richting trekken de duizenden dorpelingen die huis en haard
moeten verlaten en zo het vege lijf proberen te redden.
Angstwekkend is het geluid van de overtrekkende V-1’s op weg naar Antwerpen. Maar al te vaak
haperen de slechte motoren en komt zo’n vliegende bom vroegtijdig naar beneden.
Ook de geallieerde luchtvloot laat zich niet onbetuigd. Van kleine, tijdelijk
aangelegde vliegveldjes in België stijgen de jagers op om de Duitse opmars van de
Duitsers te ontregelen.
Jacob Hendrik heeft de grootse moeite om paard en wagen op de dijk te houden
en leeft in voortdurende angst. Maar nog banger is hij om de geïmproviseerde
brug over de Waal in het donker te moeten passeren. Hij heeft alle moeite om het
paard gerust te stellen in deze heksenketel.
Op de rivier is er geen ontkomen aan. De Duitse begeleider dwingt hem echter om
verder te gaan. Ontsnappen naar Kerkwijk is niet mogelijk. Op zaterdag 23 december
1944 heeft hij nog de stille hoop voor de zondag naar Kerkwijk terug te kunnen gaan.
Zowel het paard als Jap zelf lopen op hun laatste benen. Ze hebben de laatste dagen
nauwelijks rust gekregen. Maar de Duitsers zetten alles op alles om materiaal
en manschappen tijdig aan de Bergse Maas te hebben. Dus worden ook zondag de 24e,
de dag voor Kerst 1944, zowel paard en wagen als ook de voerman gevorderd om transport te
verzorgen.
In de loop van de dag gaat Jap weer met zijn kiepkar naar het afgesproken adres
en wacht gelaten af wat er gaat gebeuren. Het is niet bekend vanwaar hij is
vertrokken en wat voor lading hij moet vervoeren, maar in de loop van de dag
bevindt hij zich in de eindeloze colonne tussen Zaltbommel en Nieuwendijk.
Gerust is hij er niet op, want de geallieerde luchtmacht doet er alles aan om
de opbouw van de strijdmacht te ontregelen. Als er al niet een V-1 met een
angstaanjagend geluid over komt, is het wel een Tommie die een kijkje komt
nemen om vervolgens een aanval te ondernemen. De vliegomstandigheden zijn meer
dan uitstekend, helder en licht vriezend weer, steenkoud
De stoet is nog maar nauwelijks Zaltbommel gepasseerd richting Zuilichem,
als alles wat een uniform draagt zich in de schuttersputten laat vallen langs de
dijk. In de verte laat een vliegtuig zich horen. Er breekt de paniek uit en
iedereen probeert het vege lijf te redden. De voerman wordt echter geacht bij
zijn paard te blijven en in bedwang te houden. Zijn enige dekking is het paard
dat op het punt staat briesend en met verwilderde ogen aan de haal te gaan.
De chaos is compleet op de Waaldijk.
Zodra het vliegtuiglawaai verstomd is, zet de colonne zet zich weer in beweging. Iedereen
verlangt naar het ogenblik dat het donker wordt om het gevaar van
luchtaanvallen te ontlopen.
De reis verloopt echter tergend langzaam en de colonne heeft de grootse moeite om ook
maar in beweging te blijven. Na Zuilichem gaat ’t via de Meidijk richting
Poederoijen en de Bommelerwaard moet worden over gestoken vanaf de Waal naar de Maas.
Het lint van mensen en voertuigen lijkt een gemakkelijke prooi voor de
Tommies. Duitse jagers zijn er nauwelijks om enige bescherming tegen de Tommies te bieden.
De Maasdijk wordt gelukkig zonder kleerscheuren
bereikt en de zon gaat langzaam onder.
Met de wind in de rug gaat langs de Maas verder. Jap zet zijn kraag nog maar eens
goed op, want het wordt vinnig koud en hij probeert zich warm te houden door naast
het paard te lopen. Tijd om te eten is er vandaag nog niet geweest en zijn maag
knort al zolang als hij van huis is. Zijn maag verdraagt de zure Duitse kuch heel
slecht. Verder gaat het richting de Andelse sluis.
De Maas ligt er voor het oog zo vredig bij. Scheepvaartverkeer is er niet, maar
aan de andere kant van de rivier is het nauwelijks minder druk. Het Land van Heusden
en Altena raakt steeds meer in de verdrukkingen. De bewoners worden gedwongen huis en haard
achter te laten. De streek ligt onder hevig vuur van de geallieerden die een
oversteek van het Duitse leger over de Bergse Maas willen voorkomen.
Veel oog heeft Jap niet voor de overkant. Hij heeft al zijn aandacht nodig om
wagen en paard op de glibberige dijk te houden. Het paard is onrustig als er
weer een Engelse jager in een duikvlucht over de colonne scheert. Daar blijft
het gelukkig bij. Als het er op aan komt, is de colonne een gemakkelijke prooi.
Iedereen kijkt er naar uit dat de duisternis invalt en de Tommies gedwongen zijn
naar hun vliegbasis terug te keren. Tussen hoop en vrees levend vervolgt
de stoet zijn weg richting de Poederoijense Bocht naar de sluis over de Afgedamde Maas.
Weliswaar is de aanval op de colonne kort, maar de ravage is enorm. De inwoners
van de Poederoijense Hoek en het personeel van de Sluis komen de schuilkelder uit.
Ze zijn verbijsterd wat ze ter hoogte van het Monument aan treffen. De colonne
is volledig uit elkaar geslagen en de mensen lopen er verloren rond. De Duitse
begeleiders vloeken en razen en proberen enige orde aan te brengen.
Cornelis Adrianus Vos, zwager van Jacob Hednrik stelt op Tweede Kerstdag de Gemeente
Poederoijen op de hoogte van het gebeuren en in de akte, gedateerd op 26 december, lezen we
dat hij: “ daarvan uit eigen wetenschap kennis dragende, dat op vier en twintig December
deses jaars ten zestien ure in deze gemeente is overleden Jacob Hendrik Keinemans."
In het Register van Overlijden dat op 27 december wordt opgemaakt door
J.C.van der Ent te Poederoijen, lezen we dat aldaar
op 24 December negentien honderd vier en veertig Keinemans,
Jacob Hendrik, des namiddags vier uur is overleden”
Op 28 december bereikt een kopie uit het Register van Overlijden de gemeente
Kerkwijk en maakt ook J.Voorthuizen aan de hand daarvan de overlijdensakte op.
Dit alles vindt plaats onder de meest moeilijke omstandigheden. Het
kanon-gebulder houdt maar niet op. De geallieerden geven de Duitsers nauwelijks
gelegenheid zich in het land van Heusden en Altena te hergroeperen.
De Teisterbander spreekt uiteraard der zaak over een ongeval,slechts dokter Van Steenis
durft het ongeval te benoemen. Maar dat brengt zijn beroep mee. Ieder ander doet
er het zwijgen toe. Niet meer dan een ongeval.
Naenkele dagen gaat Jacob Hendrik dezelfde weg terug als waarlangs hij gekomen
is. Wellicht heeft men voor hem toch nog gepast vervoer kunnen regelen. Mevrouw
Groeneveld uit Poederoijen, haar broer werkte in december 1944 op de sluis, weet
zich nog te herinneren dat de begrafenisstoet voorbij kwam, misschien alleen maar paard en lijkwagen.
Daar ligt echter een stelling met Duits luchtafweergeschut, waar de geallieerde
vliegers het steeds op gemunt hebben. Ook nu is het geluid van het
Flak-vuur regelmatig te horen. De Duitsers willen -koste wat het kost- dit strategische
punt open houden om de aanvoer van troepen en materiaal zeker te stellen.
Het is nu tegen vier uur, zondagmiddag 24 december 1944, als de colonne de
boerderij van de familie Bok nadert. De noordoosten wind waait Jap recht in het
gezicht. Hij is opgelucht als hij met zijn paard even op adem kan komen in de
luwte van de hooiberg. Maar veel tijd wordt hem niet gegund. Verder moet hij naar
Nieuwendijk om zijn vrachtje af te leveren. De oversteek naar het zuiden kan elk ogenblik plaats vinden.
Ook doen enkele Duitse Messerschmitts al het mogelijke om de vijandelijke toestellen
al op te vangen voor ze in de buurt van de sluis kunnen komen.
Jacob Hendrik kan zijn ogen en oren niet geloven en rekent er nauwelijks op
zonder kleerscheuren de sluis te kunnen passeren. Als de colonne zich om vier
uur weer in beweging zet, gaat ook Jap tussen de huizen door en volgt de bocht
in de weg naar links over het sluisje in de dijk. Hij houdt zijn adem in nu hij
vanuit de beschutting van de boerderij in de open ruimte komt. Hij spoort het
paard aan op de lichte helling. De oude kar kraakt vervaarlijk. Jap is zelfs
een beetje trots dat het goed gaat. Als hij zo bezig is, vergeet hij min of meer
wat er om heen gebeurt.
Plotseling echter breekt de hel boven hem los. Iedereen zoekt dekking in de eenmansgaten
en loopgraven langs de weg, maar de voerlui moeten op hun post blijven om de
paarden te kalmeren. Ook Jap kan geen kant uit. De colonne wordt onder vuur
genomen door een Engelse Spitfire en Jacob Hendrik wordt dodelijk getroffen.
Het paard is niet meer te houden en het rukt zich los en verdwijnt met een
verwilderde blik. De voerman ligt inmiddels in een plas bloed. De projectielen
hebben hem levensbedreigend verwond en hij bloedt, zonder dat er hulp kan worden
geboden, in korte tijd dood.
De gewonden worden voor zover het mogelijk is verzorgd. Jap wordt in het pikkedonker
naar de boerderij van de familie Bok gebracht.
Het is duidelijk dat voor hem alle
hulp te laat komt. Hij is door meerdere kogels getroffen. Zijn linker voet is er
afgeschoten en er zijn grote wonden in het linker dijbeen en in de rug ter hoogte
van de lendenstreek. De mitrailleur heeft hem kennelijk links van achter geraakt,
terwijl hij met de rechterhand het paard vast hield.
De aard van de verwondingen zijn later in potlood toegevoegd aan de Verklaring van Overlijden.
Inmiddels is ook de dorpsdokter van Brakel C. van Steenis op de hoogte gebracht
en in zijn Verklaring van Overlijden, afgegeven op 26 december, staat dat na
persoonlijke schouwing: Op 24 Dec. 1944 is overleden Jacob Hendrik Keinemans, oud 44 jaar en 5
maanden en dat de oorzaak van de dood is geweest:
"Schotverwonding t.g.v. waarvan doodgebloed ”
Er bestaat vermoeden van een gewelddadige dood.
Door de Polen worden al verkenningen uitgevoerd in het Land van Heusden en
Altena. Er zijn dagen bij dat er wel 30 V-1’s over komen en in de lucht vinden
de nodige schermutselingen plaats.
Maar de omwonenden van de Wilhelminasluis en de Poederoijense Hoek laten zich er
niet door weerhouden om de dode en de gewonden te verzorgen
en voor zover mogelijk iedereen in kennis te stellen.
Ook voor het gerij wordt gezorgd. De paarden zijn waarschijnlijk opgevangen
door de vader van Arie Versteeg (83) die met zijn gezin ter hoogte woont van de
plaats waar de Nieuwedijk en de Waaldijk samen komen,niet ver van de Batterij.
Arie herinnert zich nog als de dag van gisteren dat het op een zondag is, dat
ze de paarden opvangen bij hun woning, waarvan er één een kar achter zich heeft.
De dieren zijn bezweet en angstig en komen vanuit de richting van de Poederoijense
Hoek galopperen, ongetwijfeld er vandoor gegaan tijdens de beschieting.
Willem Slegh laat niet na om de buurtbewoners en m.n. Willem Bok, een collega,
hartelijk te danken voor de bewezen diensten aan “onze trouwen vriend”.
Op weg naar Bruchem, waar de familie en overige belangstellenden, waaronder de vijftienjarige zoon van
Jap, zich hebben verzameld om de innig geliefde vader, broeder en oom de laatste eer te bewijzen
en toe te vertrouwen aan de schoot der aarde. Aan een kommervol, eenvoudig leven is op gruwelijke
wijze een eind gekomen.
Op 13 januari 1945 neemt de Teisterbander de overlijdensadvertentie op die is geplaatst uit naam van Jan Keinemans,
de zoon, de familie Keinemans en de familie Vos. Ook de familie Slegh maakt gebruik van de krant om hun medeleven
tot uitdrukking te brengen. De naam vanJacob Hendrik wordt later vermeld op de plaquette bij de begraafplaats,
Molenstraat 23 te Bruchem. Daarop staan de namen van dertien oorlogsslachtoffers, allen burgers uit de dorpen Bruchem,
Kerkwijk en Delwijnen